In het afgelopen jaar zijn verschillende onderzoeken gepubliceerd over de plaats van de religie in het publieke domein van de Nederlandse samenleving.
Bij die vooral sociologische studies werd nauwelijks ingegaan op de theologische inhoud van geloof. In dit boek worden visies van theologen gegeven op wat zij zien als het wezenlijke van geloof en de waarde van wetenschappelijke theologiebeoefening aan universiteiten.
De twaalf auteurs van katholieke en protestantse zijde, verbonden aan vijf universiteiten geven op verschillende wijze hun positiebepaling tussen de professionele eisen van het vak en hun persoonlijke engagement met het bestudeerde geloof van hun confessie. Daarbij leggen sommigen het accent op de aard en doelstelling van theologie als wetenschap, met vaak een problematische relatie tot de kerk, en anderen op de relatie tussen hun academische loopbaan en hun persoonlijke geloofsontwikkeling. Enkelen gaan expliciet in op hun godsbeeld en visie op het christendom in context van existentiële problematiek. In hun onderlinge verscheidenheid vormen de essays een boeiende illustratie van de ambivalente positie van christelijke vaktheologen.
Met bijdragen van Wil van den Bercken, Theo Boer, Erik Borgman, Toine van den Hoogen, Anton Houtepen, Jan Jongeneel, Peter Nissen, Henk de Roest, Marcel Sarot, Karel Steenbrink en Hans van der Ven.